Intern verslag 287

De mansio van Jan Vos achter de oostkant van de Vughterstraat


Inleiding, tevens samenvatting en conclusies

De mansio van Jan Vos bij de Vughterstraat volgt het patroon van vele van deze complexen: zij is al vroeg gedesintegreerd. Kenmerkend is verder dat later weer enkele delen werden samengevoegd, zoals bijvoorbeeld ook met het zogeheten Hof van Brabant ten noorden van de Hinthamerstraat het geval is geweest. Op laatstgenoemd terrein werd na de ontbinding het Groot Ziekengasthuis gevestigd,1 bij de Vughterstraat in 1470 het klooster van de kruisheren of kruisbroeders.
De weg die vanaf de Vughterstratnaar de mansio leidde, werd de Vospoort genoemd. Tegenwoordig is het een deel van het Kruisbroedersstraatje; het andere deel van dit straatje loopt ongeveer haaks naar de Sint-Jorisstraat.

In het hertogelijk cijnsregister van 1520 komen de volgende posten voor (de ingesprongen namen geven latere bezitters van de ondergeschreven post weer):2
In de Sint-Jorisstraat:
Cruciferi de xv½ pedatis
vi½ d.

In de Vughterstraat:
Aleidis Ghevairts.
Iohannes van der Vest de area Iohannis Vos
v½ gro. vet.

Idem pro Gerardo Hesselini de eadem hereditate de hereditatibus quondam Iohannis Vos in vico Vuchtensi ante ultra aquam ibidem
v½ gro. vet.

Achter de twee bovenstaande posten: tenent iic (pedatis (onleesbaar)).
Cruciferi.
Stephanus filius Theoderici Iacobi
1 d.

Bij laatstgenoemde post gaat het dus om een erf (?) dat pas na 1520 door de kruisbroeders verkregen is.
In het register van 1573-1640 alleen als relevante post die uit de Sint-Jorisstraat (het betreffende gedeelte van de Vughterstraat ontbreekt):3
De cruysbroeders van xv½ voeten vi½ d. oudts., geldende
i st. v d.


Al met al valt uit deze gegevens niets concreets betreffende de mansio van Jan Vos uit af te leiden. Dat is wel het geval met de oorkonden. In een schepenakte uit 1435 wordt gezegd dat de mansiones en erven en tuin met hun toebehoren van wijlen Jan Vos, in en bij de Vughterstraat in een poort die de Vospoort werd genoemd, waren verdeeld door de kinderen van Gerit Vos. Deze kinderen waren:
  • Aart van de Kloot (derde portie);
  • Aleid (eerste portie);
1.Zie mijn verslag Het hof van Brabant (intern rapport nr. ...) (Utrecht 2009).
2.Brussel, Algemeen Rijksarchief, Rekenkamers 45067, f. 68 en 76.
3.Brabants Historisch Informatie Centrum, Raad en rentmeester-generaal 280, f. 71v.
  • Sofie (van de Kloot), gehuwd met Klaas Braeuwe;
  • Anna, gehuwd met Aart Jansz. (van Cromvoirt).
Ik heb de deling niet kunnen vinden. Uit een akte uit 1414 weten we dat zij toen al had plaatsgehad.1 Aart Jansz. van Cromvoirt was al volwassen in 1386, toen hij een huisplaats in de Vughterstraat verkreeg.2 Aan te nemen is daarom dat de deling van de goederen van Jan Vos nog in de veertiende eeuw heeft plaatsgevonden.
In de akten, waarin van de genoemde deling gesproken wordt, is sprake van een eerste portie, die aan Aleid ten deel viel, en een derde portie, die Aart van de Kloot verkreeg. Behalve uit de hierboven genoemde personen kan ook uit de verdeling van de tuin en de vermelding van het vierde deel van de grondcijns worden afgeleid dat er vier porties waren.
Zoals uit het vervolg zal blijken, lijkt het erop dat de porties twee en vier, die toebedeeld waren aan Sofie en Anna, al in een vroeg stadium zijn samengevoegd. Het is denkbaar dat deze twee dochters van Gerit Vos hiernaast goederen en rechten elders hebben verkregen. Zoals we zullen zien blijken Sofie en haar man in het bezit te zijn gekomen van het huis van Gerit Vos in de Vughterstraat 82 (later De Ploeg genoemd).
De mansiones, erven en tuin werden gesitueerd bij de Vughterstraat tussen erf van Lambrecht Zeelmeker – in andere akten ook Drinchellinc genoemd – en andere buren aan de ene zijde en erf van Dirk de Vroede en het gemeenschappelijk water aan de andere zijde, en strekten zich uit van erven van Roelof Buck en Herbrecht van den Bredeacker tot de gemeenschappelijke Dieze en verder over een stenen brug tot aan de stadsmuur. Ook een beemd buiten de stad bij de muur had deel uitgemaakt van de deling. Aangezien met name door de vestiging van het kruisbroedersklooster in 1470 de topografische situatie grondig gewijzigd is – het klooster kocht verschillende aan elkaar grenzende percelen op –, bleek het helaas niet mogelijk de betreffende percelen op basis van de bronnen nauwkeurig te situeren.

Omwille van het feit dat de eerste en de derde portie betrekking hebben op de hoofdbebouwing van de mansio en later weer zijn samengevoegd in het kruisbroedersklooster, behandelen we deze eerst. Vervolgens komen de overige aankopen van het klooster aan de orde en ten slotte de tweede en de vierde portie van de mansio (met het huis De Ploeg).

Eerste portie

Bij de genoemde deling waren aan Aleid toebedeeld:
  • een stenen huis met zijn ondergrond en toebehoren, strekkend van een stukje erf van Jan Vos tot het water;
  • een deel, ongeveer het vierde, van de grote tuin van Jan Vos, het eerste deel te rekenen van de stadsmuur naar de Vughterstraat, naast de stadsmuur strekkend van het water door een vijver aldaar tot aan de stenen muur van de tuin.
1.Gemeentearchief ’s-Hertogenbosch [GAHt], Rechterlijk archief, Bosch’ protocol [R.] 1188, f. 320v. (5 januari 1414). Zie hierna.
2.R. 1177, f. 238v. (14 mei 1386?).
Deze eerste portie is kennelijk in het bezit gekomen van Hendrik zoon van wijlen Hendrik Oedenz. Op 21 april 1435 transporteerde deze als man van Aleid dochter van wijlen Wouter van Lancvelt de eerste portie aan Jordaan Jordaansz. van Oeteren.1
Wellicht is het genoemde stukje erf van wijlen Jan Vos bedoeld toen Hendrik op 12 augustus 1426 de enorme pacht van 50 mud (ongeveer 15.000 liter) rogge aan zijn broer Jan beloofde uit zijn recht op een leeg erf van wijlen Jan Vos, gelegen bij de Vughterstraat tussen het water en erf van Sofie Vos, strekkend van erf van Aart Jansz. tot erf van Aart van de Kloot, toen van Hendrik.2 Kennelijk was deze verplichting hem te zwaar, want op 18 augustus 1431 werd hij door zijn broer gemaand wegens drie jaar achterstallige betaling.3
Jordaan van der Oeteren droeg het complex van de eerste portie op 4 januari 1451 over aan Gosen van den Hezeacker, zoon van wijlen Aart. Op 18 december 1451 transporteerde deze het aan mr. Jan Hoernken de klokgieter, zoon van Lambrecht. Een uitspraak tussen Willem zoon van wijlen Aart Woutersz., Engbrecht van den Hezeacker en Gosen van den Hezeacker zou hierbij van kracht blijven.4
Op 5 juli 1470 transporteerde jonkvrouw Katelijn natuurlijke dochter van wijlen jonkheer Jan van Merum, heer van Boxtel, weduwe van mr. Jan Hoernken klokgieter, haar vruchtgebruik in het complex aan haar dochter Agnes ten behoeve van haar en haar broer Lambrecht. De omschrijving luidde: huis en erf en twee achterhuizen in een poort geheten Vospoert tussen een weg van de Vughterstraat naar de
1.R. 1205, f. 177 nw.: Notum sit universis quod cum Arnoldus de Globo et Aleydis eius soror, liberi quondam Gerardi Vos, Nycolaus Braeuwe, maritus et tutor Sophie sue uxoris, et Arnoldus Jans, maritus et tutor legitimus Anne sue uxoris, filiarum dicti quondam Gerardi Vos, palam recognovissent se mutuo divisionem hereditariam fecisse de mansionibus et hereditatibus ac orto cum suis attinentiis quondam Iohannis Vos, sitis in Buscoducis apud vicum Vuchtensem inter hereditatem Lamberti Zeelmeker et aliquorum aliorum diversorum vicinorum ibidem ex uno et inter hereditatem Theoderici die Vroede atque communem aquam ex alio, tendentibus ab hereditatibus Rodolphi Buck et Herberti vanden Bredeacker ad communem Diesam atque ulterius per pontem lapideum ibidem situm usque ad murum opidi de Buscoducis, insuper de quodam prato extra opidum predictum iuxta eundem murum sito; et cum mediante eadem divisione domus lapidea cum suis fundo et attinentiis, prout ibidem sita est, tendens a particula hereditatis quondam Iohannis Vos ad communem aquam ibidem, insuper uno portio, quartam partem modicum plus vel minus continens magni orti quondam Iohannis Vos predicti ibidem, scilicet portio que ibidem sita est prima in ordine, mensurando a dicto muro opidi de Buscoducis versus vicum Vuchtensem, que portio sita est contigue iuxta iamdictum murum tendens a communi aqua per quoddam vivarium ibidem usque ad murum lapideum dicti orti supradicte Aleydi filie quondam Gerardi Vos cessissent in partem, prout in litteris divisionum; constitutus igitur coram scabinis infrascriptis Henricus filius quondam Henrici Oeden, maritus et tutor legitime Aleydis sue uxoris, filie quondam Walteri de Lancvelt, supradictas domum lapideam cum suis fundo et attinentiis, portionem dicti magni orti, prout ibidem site sunt et palate iacent, et pro presenti ad dictum Henricum cum omnibus suis iuribus et attinentiis pertinere dinoscuntur, ut dicebat, hereditarie supportavit Iordano vander Oetheren, filio quondam Iordani.
2.R. 1197, f. 123: Henricus filius quondam Henrici Oeden soen promisit magistro Martino ad opus Iohannis sui fratris quod ipse daret et solvet eidem hereditariam pactionem quinquaginta modiorum siliginis mensure de Buscoducis hereditarie assumptionis Marie de et ex tota parte et omni iure ad ipsum ut dicebat spectantes in quadam vacua hereditate olim Iohannis Vos, sita in Buscoducis iuxta vicum Vuchtensem inter aquam ibidem fluentem ex uno et inter hereditatem Sophie Vos ex alio, tendente ab hereditate Arnoldi filii quondam Arnoldi Jans soen ad hereditatem olim Arnoldi vanden Cloet, nunc eiusdem Henrici, ut dicebat. Testes Iacobus et Berze. Datum xii augusti.
3.R. 1197, f. 123.
4.R. 1222, f. 14v.
stadsmuur en erf van de erfgenamen van Peter Keteleer, strekkend van het erf dat de kruisbroeders dezelfde dag van Willem Hoernken de klokgieter hadden verkregen tot de Dieze. Verder behoorde er toe een tuin tussen de stadsmuur en erf van Hendrik Noeden en anderen, strekkend van de Dieze tot erf van wijlen Snellard van Spul, met de bebouwing in die tuin. Agnes transporteerde het complex vervolgens met toestemming van heer Hendrik van Ranst, ridder, heer van Boxtel en Kessel, en van genoemde Willem Hoernken, aan de kruisbroeders. Er moest het vierde deel van twee Tourse zwarten aan grondcijns uit worden betaald. Deze verdeling in vieren herinnerde waarschijnlijk nog aan de oude mansio van Jan Vos. Dat er onvoldoende zekerheid bestond over de overdracht, blijkt uit een schepenakte van 4 oktober 1475 waarin Katelijn onder meer beloofde om de nog minderjarige Lambrecht afstand te laten doen van zijn recht zodra hij minderjarig was geworden.1

Bezitters van de eerste portie:

Jan Vos
Gerit Vos
Aleid dochter van Gerit Vos
??
Hendrik Hendrik Oeden als man van Aleid Woutersdr. van Lancvelt 1435.04.21 >
Jordaan Jordaansz. van der Oeteren 1451.01.04 >
Gosen Aart van den Hezeacker 1451.12.18 >
mr. Jan Lambrechtsz. Hoernken klokgieter
zijn weduwe Katelijn nat. dr. Jan van Merum, heer van Boxtel en Kessel, vruchtgebruik 1470.07.05 >
Agnes en Lambrecht, kinderen van het echtpaar, 1470.07.05 het complex >
de kruisbroeders

Derde portie

Aan Aart van de Kloot zijn ten deel gevallen:
  • het voorste huis en erf en een stukje erf van wijlen Jan Vos, strekkend van de erven van Roelof Buck en Herbrecht van den Bredeacker tot een ander stenen huis van Jan Vos;
  • de derde portie, ongeveer het vierde deel van de grote tuin van Jan Vos, te meten vanaf de stadsmuur naar de Vughterstraat.
Aart had dit deel in cijns gegeven aan Hendrik zoon van wijlen Hendrik Oedenz. voor het vierde deel van twee Tourse zwarten – de hertogcijns – en voor een cijns van
1.R. 1245, f. 157: domicella Katherina relicta dicti quondam magistri Iohannis Hoernken cum tutore palam recognovit et super omnia et habenda michi Busco ad opus dicti conventus promisit quod ipsa Lambertum eius filium, adhuc impuberem ut dicebat existentem, dum ad annos sue pubertatis pervenerit talem habebit quod ipse super premissis atque iure ad opus dicti conventus hereditarie renuntiabit et consimilem promissionem inde faciet quemadmodum dicta Agnes predicta inde fecerat et promiserat iuxta continentiam litterarum desuper confectarum, ut dicebat, quod si non fecerit, quod extunc eadem domicella Katherina et cum ea Daniel de Vlyerden, filius quondam Danielis de Vlyerden infra annum, eotunc proxime futurum dabunt et solvent ac dare et solvere tenebuntur ad opus dicti conventus summam ducentarum et quinquaginta aureorum florenorum Renensium, xxti stuvers aut valorem pro quolibet computando, prout dicta domicella Katherina et Daniel hoc palam recognoverunt et eadem domicella Katherina sub obligatione premissa et dictus Daniel super omnia et habenda michi Busco ad opus dicti conventus promiserunt.
drie pond aan Aart. Op 8 april 1445 transporteerden Hendrik zoon van wijlen Hendrik van der Oeteren en Jan Spiker, zoon van Jan Spiker pelser als man van Katelijn dochter van genoemde Hendrik Oedenz., het goed aan Antonis van der Oeteren, zoon van wijlen Jordaan.1
Op 16 juli 1446 kocht Antonis van de kinderen van Klaas Jansz. van Hall de helft van een erf in de Vughterstraat tussen erf van Jan Nerinc en een weg van heer Roelof Vos, kanunnik van Sint-Bartholomeus in Luik, en van zijn broer Jan Vos, kinderen van Gerit Vos.2 Waarschijnlijk betrof het Vughterstraat 80. Klaas Jansz. van Hal had het halve erf op 28 februari 1429 verkregen van Hille dochter van wijlen Lambrecht Buck en Jan Gielisz. de Zecker als man van Margriet Aartsdr. van Geffen. Waarschijnlijk waren zij erfgenamen van Roelof Buck, zoon van Lambrecht. Deze had het halve erf verkregen van Jan van de Wiel, natuurlijke zoon van wijlen Jacob van de Wiel. In 1386 werd de weg al gesitueerd tussen dit halve erf en de gevel van het stenen huis van Gerit Vos en was 9 1/3 voet (= 2,68 m) breed. Het halve erf strekte zich uit van de Vughterstraat naar achter tot aan de stenen gevel van de nieuwbouw van heer Roelof en zijn broer Jan minus een ruimte van 1½ voet (ruim 57 cm). Waarschijnlijk ging het hierbij om de dakdrup. Het halve erf betrof de helft van het erf die gelegen was naast de weg.3 In 1429 was die helft
1.R. 1215, f. 184v.: anterior domus et area ac particula hereditatis dicti quondam Iohannis Vos et que tendunt ab hereditatibus predictis dictorum Rodolphi et Herberti ad aliam domum lapideam dicti quondam Iohannis Vos; item tercia porcio, quartam partem modicum plus vel minus continens magni orti quondam Iohannis Vos predicti, que porcio sita est tercia in ordine, mensurando a dicto muro opidi de Buscoducis versus vicum Vuchtensem predictum primodicto Arnoldo de Globo cessissent in partem; cumque post hec antedictus Arnoldus de Globo supradictas domum et aream ac particulam hereditatis atque porcionem magni orti prefato Arnoldo in partem cessas, simul cum iuribus et oneribus ad easdem spectantes, prout huiusmodi iura ac onera expressa et condicionata sunt in pretacta divisione, dedisset ad hereditarium censum Henrico filio quondam Henrici Oedensoen, ab eodem Henrico hereditario iure habendas et possidendas pro quarta parte duorum nigrorum Turonensium denariorum ex premissis et aliis hereditatibus dicti quondam Iohannis Vos solvendorum et pro oneribus in dicta divisione expressis dandis et solvendis ac faciendis et servandis terminis solucionis ac modo et forma ad hoc debitis et consuetis ab Henrico predicto atque pro hereditario censu trium librarum monete, dando et solvendo predicto Arnoldo a predicto Henrico, prout in diversis litteris; constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus Henricus filius quondam Henrici Oeden soen et Iohannes Spiker, filius Iohannis Spiker pellificis, maritus et tutor legitimus ut dicebat Katherine sue uxoris, filie dicti Henrici Oeden soen, premissa, dicto Henrico ut premittitur ad censum data, hereditarie supportaverunt Anthonio vander Oetheren, filio quondam Iordani.
2.R. 1216, f. 101.
3.R. 1177, f. 297v.: Dominus Rodolphus Vos, canonicus ecclesie sancti Bartholei Leodiensis, et Iohannes eius frater, liberi quondam Gerardi dicti Vosse, quandam hereditatem sitam in Buscoducis in vico Vuchtensi inter hereditatem Iohannis Nerinc ex uno et inter quandam viam dicti domini Rodolphi et Iohannis fratrum, que via continet ubique inter parietem lapideum Gerardi filii quondam Gerardi Vosse predicti et inter predictam hereditatem novem pedatas et unam terciam partem unius pedate in latitudine ex alio, et que hereditas predicta tendit a dicto vico Vuchtensi retrorsum usque ad murum lapideum seu parietem novorum edificiorum dictorum domini Rodolphi et Iohannis fratrum ibidem, minus tamen ubique iuxta murum seu parietem dictorum edificiorum una et dimidia pedatis, dedit ad hereditarium censum Henrico die Loyer, ab eodem hereditarie possidendam pro xi grossis Turonensibus antiquis atque pro hereditario censu sex librarum monete, dando sibi ab anno hereditarie nativitatis Domini ex premissis, promittentes warandiam pro premissis et aliam obligationem deponere. Et alter repromisit. Addit.. condicio sequitur quod? ... dictus Henricus Loyer non habebit ianuas, fenestras nec foramina versus dictam viam nisi huiusmodi fenestre, ianuas et foramina fuerint? leve? et ... stricte cancellate sic quod nemo poterit suum cap..t per huiusmodi cancell.. transponere? vel transfigere et quod per huiusmodi fenestras, ianua et foramina nunquam pro..rent nec effundent alt.. supra dictam
gelegen tussen de genoemde weg en erf van Jan Bull.1 Antonis Jordaansz. van der Oeteren transporteerde de helft van het erf op 20 februari 1453 aan Engbrecht Woutersz. van den Hezeacker2 en deze laatste op 18 november 1457 aan Jan Willemsz. van Best smid.3
Het is van belang op te merken dat de vader van Roelof en Jan Vos, Gerit Vos, niet dezelfde is als de in het begin van dit verslag genoemde Gerit Vos. Het familieverband tussen beiden heb ik niet kunnen vaststellen.

Bezitters:

Jan Jacobsz. van de Wiel >
Hille Lambrechtsdr. Buck en Jan Gielisz. de Zecker als man van Margriet Aartsdr. van Geffen 1429.02.28 >
kinderen Klaas Jansz. van Hall 1446.07.16 >
Antonis Jordaansz. van der Oeteren 1453.02.20 >
Engbrecht Woutersz. van den Hezeacker 1457.11.18 >
Jan Willemsz. van Best smid

Al korte tijd later, op 23 maart 1447, droeg Antonis van der Oeteren het complex van de derde portie van de mansio over aan Engbrecht Woutersz. van den Hezeacker.4
We vernemen meer over de ligging in schepenakten van 27 januari 1452 en 10 oktober 1453. In eerstgenoemde akte erkende Engbrecht dat mr. Jan Lambrechtsz. Hoernken die clocghieter vrij kon bouwen en ankeren op en in de stenen gevel van Engbrechts woonhuis naast erf van Jan Vos, toen van mr. Jan. Deze beloofde onder meer dat hij geen bebouwing of belemmeringen zou plaatsen waardoor aan het huis, de kamer en de kelder van Engbrecht licht zou worden ontnomen.5 In de akte
 viam et quod dicti dominus Rodolphus et Iohannes fratres poterunt semper supra dictam viam edificare, scilicet in utroque fine eiusdem vie ad longitudinem x pedatarum et huiusmodi edificia iniungere, imponere et apponere et firmare ad eorum profectum in edificiis supra dictam hereditatem edificandis totiens et quotiens eis videbatur expedire, sed ... edificia supra dictam viam a dictis fratribus edificanda stillabit supra hereditatem eorundem fratrum; item quod dicti fratres libere poterunt appendere in edificiis supra predictam hereditatem edificandis unam ianuam seu portam ad eorum profectum, scilicet iuxta dictum vicum Vuchtensem ad profectum eorundem fratrum; quas condiciones promiserunt mutuo super omnia ratas servare et adimplere. Testes Scilder et Jorden. Datum in crastino exaltacionis sancte Crucis.
1.R. 1199, f. 303 nw.: Hilla filia quondam Lamberti Buc cum tutore, Iohannes die Zecker, filius Egidii die Zecker, maritus et tutor legitimus ut dicebat Margarete sue uxoris, filie quondam Arnoldi de Geffen, medietatem cuiusdam hereditatis, site in Buscoducis in vico Vuchtensi inter hereditatem Iohannis Nerinc ex uno et inter quandam viam domini Rodolphi Vos, canonici sancti Bartholomei apostoli Leodiensis, et Iohannis Vos eius fratris, liberorum quondam Gerardi Vos, et que via continet ubique in latitudine inter parietem lapideum domus Gerardi filii prefati quondam Gerardi Vos et inter predictam hereditatem novem pedatas et tertiam partem unius pedate, ex alio, et que hereditas predicta tendit a dicto vico Vuchtensi retrorsum ad parietem seu murum lapideum novorum edificiorum predictorum domini Rodolphi et Iohannis sui fratris, minus tamen ubique iuxta dictum murum lapideum seu parietem dictorum novorum edificiorum predictorum domini Rodolphi et Iohannis una et dimidia pedatis, scilicet illam medietatem que sita est contigue iuxta predictam viam, simul cum edificiis in eadem medietate consistentibus, quam medietatem predictam Rodolphus Buc, filius quondam Lamberti Buc, erga Iohannem vanden Wiel, filium naturalem quondam Iacobi vanden Wiel, acquisierat, prout in litteris, et que medietas hereditatis predicte nunc sita est inter eandem viam ex uno et inter hereditatem Iohannis Bull ex alio, hereditarie supportaverunt Nycolao de Hall, filio quondam Iohannis de Hall.
2.R. 1223, f. 45v.
3.R. 1228, f. 259.
4.R. 1217, f. 303.
5.R. 1222, f. 24v.: Engbertus vanden Hezeacker, filius Wolteri vanden Hezeacker, palam recognovit
van 10 oktober 1453 kwamen mr. Jan en Engbrecht overeen: inden yrsten dat die tymmeringe meester Jans voirscreven aldaer biden water staende sal bliven ende moegen bliven tot ewigen dagen getymmert gelijc ende inder maten die nu daer getymmert is, bij alsoe dat meester Jan die tymmeringe voirscreven oft hem belieft sal moegen hoegen tsinen oerber ende profijt voertaen; dat Engbrecht voirscreven voir hemselven ende voir sijn nacomelingen tot ewigen dagen los ende vry hebben ende behouden sal tsinen orberen ende profijt die stil staende aender tymmeringen voirscreven alre naest der bruggen aldaer gelegen, gelijc ende inder vuegen die selve stil nu ter tijt aldaer in hoerre groetten ende hoechden getymmert is; voertmeer dat meester Jan ende Engbrecht voirscreven dese stil ende die stil meester Jans voirscreven daerbij ende aen staende in hoeren groetten soe sij nu daer getymmert ende fundeert staen, ende oeck enen putstekel bider bruggen voerscreven staende op hoeren gemeynen cost ende arbeyt in goeden lofliken gereeck ende disposicien houden ende bewaeren sullen tot ewigen (dagen).1 De aanwezigheid van twee toiletten vormde kennelijk geen bezwaar voor het putten van water ter plaatse.
Op 18 december 1454 transporteerde Engbrecht krachtens het testament van zijn vrouw Aleid Hessel Goebels het complex aan zijn broer Wouter van den Hezeacker, natuurlijke zoon van genoemde Wouter. Er werd melding gemaakt van verbintenissen, regelingen, voorwaarden en beloften gemaakt tussen Engbrecht, mr. Jan Hoernken klokgieter en Willem Aart Wouters.2
Op 9 januari 1461 verkocht Wouter aan Aart Berwout een cijns van veertien pond uit:
  • huis en erf in de Vughterstraat tussen erf van Peter Keteleer en erf van zijn broer Engbrecht van den Hezeacker, strekkend van de straat tot erf van mr. Jan Hoernken klokgieter;
  • huis, erf en tuin in de straat achter de Vospoert tussen erf van Aart Aart Jansz. van Cromvoirt en erf van mr. Jan Hoernken klokgieter, strekkend van het water aldaar tot erf van Gosen van den Hezeacker;
en uit verder al zijn goederen.3 Wouter beloofde
 et consensit quod magister Iohannes Hoernken die clocghieter, filius Lamberti Hoernken, libere poterit edificare et sua edificia per anchoras et aliunde iniungere et firmare in edificio lapideo, stenen gevel vocato, domus inhabitacionis eiusdem Engberti, site in Buscoducis apud vicum Vuchtensem contigue iuxta hereditatem olim Iohannis Vos, nunc dicti magistri Iohannis, sic tamen si dictus magister Iohannes sic edificando aliquod fregerit in edificio lapideo predicto, stenen gevel vocato, quod hoc reformabit et fieri procurabit absque dampnis et expensis dicti Engberti. Quo facto dictus magister Iohannes palam recognovit quod ipse supra dictam suam hereditatem non situabit nec fieri procurabit aliqua edificia nec incommoda per que lumen domus, camere et penu dicti Engberti aliquo modo occupare vel impedire poterit.
1.Het laatste woord ontbreekt in de tekst. R. 1224, f. 24v.
2.R. 1225, f. 18v.-19.
3.R. 1231, f. 40: Wolterus dictus vanden Hezeacker, filius naturalis Wolteri dicti vanden Hezeacker hereditarie vendidit Arnoldo Beerwout annuum et hereditarium censum quatuordecim librarum monete, solvendum hereditarie Purificationis --- de et ex domo et area sita in Buscoducis in vico Vuchtensi inter hereditatem Petri dicti Ketheleer ex uno et inter hereditatem Engberti vanden Hezeacker sui fratris ex alio, tendente a dicto vico ad ad hereditatem magistri Iohannis Hornken clocgieter, item de et ex domo, area et orto sitis in dicto vico ultra portam dictam Jan Vospoert inter hereditatem Arnoldi filii quondam Arnoldi Jans soen de Cromvoert ex uno et inter hereditatem dicti magistri Iohannis Hornken clocgieter ex alio, tendentibus ab aqua ibidem currente ad hereditatem Goeswini vanden Hezeacker, insuper de et ex omnibus aliis bonis habitis et habendis, ubicumque locorum consistentibus sive sitis.
van Cromvoirt aen deen zijde ende erfnis meester Jan Hoirnkens clocgieters aen dander zijde niet vercopen of verhueren en sal ennigen die dair coperslaen, olyslaen of smedeambachten doen sullen in enniger manieren, sonder argh ende list. Dergelijke beperkingen ben ik vaker in de stad Utrecht tegengekomen. Wouter was kennelijk slecht van betalen, want op 1 februari 1468 werd hij gemaand wegens drie jaar achterstallige betaling.1
Op 30 juni 1464 had hij overigens het complex van de derde portie van de mansio van Jan Vos overgedragen aan mr. Willem Hoernken klokgieter, zoon van wijlen Lambrecht2 en deze laatste op zijn beurt op 5 juli 1470 aan de kruisbroeders.3 Het is opmerkelijk hoe veel vroegere gerechtigden in de akte werden opgestomd. Verderop bespreek ik de kosten van de aankopen van de kruisbroeders voor hun klooster.

Bezitters van de derde portie:

Jan Vos
Gerit Vos
zijn zoon Aart van de Kloot >
Hendrik Hendriksz. van der Oeteren en Jan Jansz. Spiker, man van Katelijn dochter van Hendrik van der Oeteren, 1445.04.08 >
1.R. 1237, f. 231.
2.R. 1233, f. 183v.
3.R. 1239, f. 98: Notum sit universis quod cum Arnoldus de Globo et Aleydis eius soror, liberi quondam Gerardi Vos, et Nycolaus Braeuwe atque Arnoldus Jans soen, generi dicti quondam Gerardi Vos, hereditariam divisionem fecissent de hereditatibus ac mansione et orto cum suis attinentiis quondam Iohannis Vos, sitis in Buscoducis apud vicum Vuchtensem inter hereditatem Lamberti Zeelmeker et diversorum vicinorum ibidem ex uno et inter hereditatem Theoderici die Vroede et communem aquam ex alio, tendentibus ab hereditatibus Rodolphi Buck et Herberti vanden Bredeacker ad communem Dyesam et ulterius per pontem lapideum ibidem situm ad murum opidi de Buscoducis, necnon de quodam prato sito extra eundem murum;
 et cum mediante huiusmodi divisione anterior domus et area ac particulam hereditatis dicti quondam Iohannis Vos, que tendunt ab hereditatibus predictorum Rodolphi et Herberti ad aliam? domum lapideam dicti quondam Iohannis Vos, item 3a portio, quartam partem modicum plus vel minus continentem, magni orti quondam Iohannis Vos predicti, que portio sita est 3a in ordine mensurando a dicto muro opidi de Buscoducis versus vicum Vuchtensem predictum primodicto Arnoldo de Globo cessissent in partem;
 cumque post hec Arnoldus de Globo supradictas domum, aream ac plenam hereditatem atque portionem dicti magni orti prefate Arnoldo in partem cessas simul cum iuribus et oneribus ad easdem spectantibus, prout huiusmodi iura et onera expressa et condicionata sunt in pretacta divisione, dedisset ad hereditarium censum Henrico filio quondam Henrici Oeden soen;
 et cum deinde dictus Henricus filius quondam Henrici Oeden soen et Iohannes Spiker, filius Iohannis Spiker pellificis, maritus et tutor legitimus Katherine sue uxoris, filie dicti Henrici, premissa dicto Henrico ad censum data hereditarie supportassent Anthonio vanden Oetheren, filio quondam Iordani;
 cumque post hec dictus Anthonius premissa sibi ut premittitur supportata hereditarie supportasset Engberto vanden Hezeacker, filio Wolteri vanden Hezeacker;
 cumque vero dictus Engbertus vanden Hezeacker premissa sibi a dicto Anthonio ut prefertur supportata hereditarie supportasset Woltero vanden Hezeacker suo fratri, filio naturali dicti Wolteri vanden Hezeacker;
 cumque vero depost dictus Wolterus vanden Hezeacker premissa sibi a dicto Engberto ut premittitur supportata hereditarie supportasset magistro Willelmo Hoernken den clocghieter, filio quondam Lamberti, prout hec omnia in diversis litteris continentur;
 constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus Willelmus Hoernken premissa sibi a dicto Woltero vanden Hezeacker ut premittitur supportata legitime et hereditarie supportavit devotis fratribus Aelberto de Hammone tamquam prior et Iohanni de Gravia tamquam procuratori futuri conventus ordinis cruciferorum in Buscoducis.
Antonis Jordaansz. van der Oeteren 1447.03.23 >
Engbrecht Woutersz. van den Hezeacker 1454.12.18 >
zijn broer Wouter natuurlijke zoon van Wouter van den Hezeacker 1464.06.30 >
mr. Willem Lambrechts Hoernken klokgieter 1470.07.05 >
de kruisbroeders

Het klooster van de kruisbroeders

Zoals uit het voorgaande is gebleken, zijn delen van de mansio van Jan Vos weer samengevoegd door verkoop aan de kruisbroeders voor het stichten van hun klooster. We zijn over de vestiging van deze orde tamelijk goed ingelicht door de zestiende-eeuwse kroniek van Willem Mool.1 Het ging bij de stichting om enkele begarden die in 1466 een strenger levensregel wensten. Hoewel zij een meerderheid in hun klooster vormden, werden zij door de mindereid gedwongen dit te verlaten, waarna ze hun intrek namen in een bouwvallig huis in de Mortel. Zoals hiervóór is behandeld droeg op 5 juli 1470 Willem Hoernken de eerste portie van het complex over aan de kruisbroeders. Volgens de kroniek van Mool hebben zij dit al enkele dagen later, op 15 juli, betrokken.
Eveneens volgens deze kroniek hebben zij ‘deze plaats’ gekocht voor 1614 Rijnsgulden. Terwijl hun inkomsten op dat moment slechts vier mud rogge per jaar bedroegen, hun geschonken door Aart Stamelart, zouden Hendrik Goiarts van Hedel en Dirk van der Elst zich hiervoor garant hebben gesteld.

Uit de schepenakten kan het volgende worden afgeleid. Bij de overdracht van de derde portie van de oorspronkelijke mansio van 5 juli 1470 beloofde Hendrik Goiartsz. van Hedel aan de transportant, Willem Hoernken, 107 Rijnsgulden te betalen op het komende feest van Sint-Jan de Doper. De kruisbroeders beloofden verder 600 dergelijke guldens vijf jaar na dit feest en gedurende de eerstkomende vijf jaar ieder jaar 33 gulden. In totaal betrof het dus een schuld van 872 gulden. Het kan overigens best zo zijn dat er meteen al een deel van de koopsom is betaald. Een kwitantie hiervan ontbreekt echter.
Voor de overdracht van de eerste portie van de oorspronkelijke mansio van dezelfde datum beloofde Hendrik Goiarts van Hedel aan Hendrik van Ranst en mr. Willem 50 Rijnsgulden op Sint-Jan de Doper eerstkomend en de kruisbroeders aan dezelfden 438½ Rijnsgulden over vijf jaar, en gedurende vijf jaar 24 gulden en 6 3/4 stuivers per jaar, dus in totaal 488½ + (5 x 24 = 120) + 25 gl. 13 3/4 st = 634 gulden en 3 3/4 stuiver. Opgeteld bij de 872 gulden komen we zo op een bedrag van 1506 gulden en 3 3/4 stuiver.
Op 25 oktober 1470 tranporteerde Hendrik Noeden een houten huis, erf en daaraan liggende tuin in de Vospoort aan het klooster. Het goed werd gesitueerd tussen erf van Engbrecht van den Hezeacker, Gosen Heer en Goiart Huedemeker aan de ene zijde en de Dieze aan de andere, strekkend van de kruisbroeders tot erf van
1.Met vertaling uitgegeven door J.A.M. Hoekx e.a., Kroniek van Molius. Een zestiende-eeuwse Bossche priester over de geschiedenis van zijn stad (’s-Hertogenbosch z.j.). Meer gegevens over het klooster zijn te vinden bij J. Francino, In cruce vita. De orde der kruisheren in Nederland (z. pl. [Uden] 1936) 63-73; dezelfde, ‘Het klooster van de kruisbroeders in Den Bosch’, Bosboombladeren 21 (1977) 28-35; J. van der Vaart, ‘Het Bossche kruisbroedersklooster’, Bosboombladeren 21 (1977) 36-37. Enkele namen van betrokkenen worden door Francino verhaspeld.
Hendrik Noeden, te meten van de hoek van erf van genoemde Engbrecht lijnrecht tot het voornoemde water. Ook droeg hij een tuin over, gelegen tussen het klooster aan beide zijden, strekkend van erf van Jan Aartsz. van Erp en erf van Goiart Huedemeker tot de Dieze. Dit complex had toebehoord aan Aart Jansz., die we hebben leren kennen als de bezitter van het tweede en vierde deel van de mansio van Jan Vos. Hendrik Noeden en Tiebout van der Gouda en zijn vrouw Korstien behielden gedurende hun leven het recht om te wegen over het erf over een weg van 9½ voet (2,73 m) breed. Uit het goed ging een cijns van een aude zwart.
Op dezelfde dag droeg Hendrik Noeden een beemd over buiten langs de stadsmuur tussen de muur en erf van Willem van den Hezeacker, strekkend van het openbare water tot een stukje beemd van Jan Rovers naar de Vughterdijk aldaar. Ook deze beemd had toebehoord aan Aart Jansz. Het klooster mocht die beemd aanvaarden na de dood van Hendrik Noeden en genoemde Tiebout van der Gouda en zijn vrouw Korstien. Ook uit deze beemd en andere erven aldaar ging een grondcijns van een aude zwart.
Niet de broeders maar Gosen van den Hezeacker, Engbrecht van den Hezeacker en Dirk van der Elst beloofden bedragen te betalen aan Hendrik Noeden. Het ging hierbij om:
  • 42 gouden peters en 40 pond op Sint-Jan naastkomend;
  • 42 peters en 44 pond op Sint-Jan over een jaar;
  • 49 peters en 28 pond op Sint-Jan over twee jaar;
  • 49 peters en 21 pond op Sint-Jan over drie jaar;
  • 49 peters en 14 pond op Sint-Jan over vier jaar;
  • 49 peters en 7 pond op Sint-Jan over vijf jaar.
Het ging dus in totaal om 280 peters en 154 pond.
De broeders beloofden onder verbintenis van al hun goederen de drie schadeloos te houden.1
1.R. 1240, f. 193-193v.: Henricus Noeden domum quandam ligneam et aream cum orto sibi coadiacente, sitos in Buscoducis iuxta vicum Vuchtensem in quadam porta dicta Vospoirt inter hereditatem Engberti vanden Hezeacker, Goeswini Heer et Godefridi Huedemeker ex uno et inter communem aquam die Diese vocatam ibidem fluentem ex alio, tendentes ab hereditate conventus fratrum cruciferorum ibidem ad hereditatem dicti Henrici Noeden, mensurando a cono hereditatis dicti Engberti linealiter usque ad aquam predictam; insuper ortum quendam situm ibidem inter hereditatem dicti conventus ex utroque latere, tendentem ab hereditate Iohannis de Erpe, filii Arnoldi, et hereditate dicti Godefridi Huedemeker ad aquam predictam die Dyese vocatam, quemadmodum premissa ibidem sita sunt et ad quondam Arnoldum Jans soen pertinere consueverant, ut dicebat, hereditarie vendidit michi ad opus dicti conventus, promittens super omnia et habenda warandiam, obligationem et impetitionem deponere, excepto uno antiquo denario aude zwart communiter vocato census fundi ex premissis et ex quodam prato extra murum opidi de Buscoducis ibidem proxime sito, quod pratum dictus Franco ad opus dicti conventus erga dictum Henricum Noeden hodierna die emendo acquisierat et iure solvendo, tali annexa conditione quod dictus Henricus Noeden necnon Theobaldus vander Gauda! et domicella Cristina eius uxor quam diu ipsi vixerint in humanis ac alter eorum vixerit et non ultra suum ius viandi cuiusdam vie competens latitudinis novem et dimidiam pedatarum per dictam hereditatem usque ad pratum predictum eundo et redeundo, stando et ambulando ac alias ad eorum profectum et utilitatem habebunt et optinebunt, necnon habebit et optinebit eorum alter, prout fratres Iohannes Clivis prior, Aelbertus de Hammone supprior, Iohannes Beeckem procurator, Iohannes Gravie?, Willelmus Uden, Henricus Uden et Willelmus Herenthals presbiter, conventuales pro tempore dicti conventus nomine et ex parte eorum et quorumcumque conventualium eiusdem conventus presentium et futurorum hoc palam recognoverunt et sub obligatione premissorum dicto Henrico Noeden ad opus sui et ad opus dictorum Theobaldi et domicelle Cristine eius uxoris repromiserunt, tali annexa conditione quod premissa stabunt ad iura patrie et vicinorum ut in forma. Testes Monix et Witmery. Datum xxv octobris.
Op 15 december 1470 transporteerde Goiart Pijnenburg, zoon van Jan Pijnenburg, aan de kruisbroeders:
  • een huis en erf in de Vughterstraat tussen huis en erf van Willem Willemsz. van den Hoernic en tussen huis van Aart van den Hoernic, later van wijlen Hendrik Lantaarnmaker;
  • de helft van een tuin aldaar over het water tussen erf van Gerit Vos en een gracht, namelijk de helft naast het erf van Gerit, met een daarin staande graanschuur;
  • de andere helft van de tuin die aan genoemde Aart toebehoorde, te weten de helft naast erf van Luitgard van den Hoernic, erf van Hendrik Potter, erf van Jan Loyer, erf van Jan van Keulen en erf van Gijb van Hintham, met een brug en een weg strekkend vanaf het eerstgenoemde huis tot erf van Gerit Vos. De weg lag tussen erf van wijlen Jacob van Vessem en erf van genoemde Luitgard en haar kinderen.
Korstien weduwe van Rutger van Kessel, zoon van wijlen Jan Cortrock, had deze goederen krachtens het testament van haar man Goiart Pijnenburg overgedragen.1
 Dictus Henricus Noeden pratum quoddam, situm contigue iuxta et extra murum opidi de Buscoducis inter eundem murum ex uno et inter hereditatem Willelmi vanden Hezeacker ex alio, tendens a communi aqua ibidem fluentem ad quandam particulam prati Iohannis Rovers versus aggerem Vuchtensem ibidem, quemadmodum dictum pratum ibidem situm est et ad quondam Arnoldus Jans soen pertinere consueverat, ut dicebat, hereditarie vendidit michi ad opus dicti conventus, ab eodem conventu statim post obitum dicti Henrici Noeden necnon Theobaldi vander Goude et domicelle Cristine eius uxoris o...trium? et non prius hereditarie iure habendum et possidendum, promittens super omnia et habenda warandiam et obligationem et impetitionem deponere, exceptis uno denario antiquo aude zwart communiter vocato, census fundi ex illa et quibusdam aliis hereditatibus infra dictum murum ibidem sitis e iure solvendis, ut dicebat, cum conditione consueta. Testes, datum supra.
 Arnoldus de Campen, filius quondam Goeswini de Campen, prebuit totum precedens et reportavit. Testes, datum supra.
 Hiertussen een niet afgewerkte akte.
 Goeswinus vanden Hezeacker, Engbertus vanden Hezeacker et Theodericus vander Elst promiserunt indivisi super omnia et habenda dicto Henrico Noeden quadragintaduos aureos peters, xix stuferos aut valorem pro quolibet computando, et quadraginta libras monete ad nativitatis Iohannis baptiste proxime futurum persolvendos. Testes, datum supra.
 Item tantum et xxxxiiii libras a nativitatis Iohannis proximo futuro ultra annum persolvendos. Testes, datum supra.
 Item quadragintanovem peters et xxviii libras a Iohannis proxime futuro ultra duos annos persolvendos. Testes, datum supra.
 Item tantum et xxi libras a Iohanne proxime futuro ultra tres annos persolvendos. Testes, datum supra.
 Item tantum et xiiii libras a Iohanne proxime futuro ultra quatuor annos persolvendos. Testes, datum supra.
 Item tantum et vii libras a Iohanne proxime futuro ultra quinque annos persolvendos. Testes, datum supra.
 Supradicta fratres nominibus quibus supra promiserunt indivisi sub obligatione omnium bonorum dicti eorum conventus habitorum et habendorum dictos Goeswinum, Engbertum et Theodericum de premissis atque ab omnibus dampnis indempnes servare. Testes, datum supra.
1.R. 1240, f. 192v.: Notum sit universis quod cum Cristina relicta quondam Rutgeri de Kessel, filii quondam Iohannis Cortrock, potens ad hoc vigore testamenti ac ultime voluntatis dicti quondam Rutgeri domum et aream sitam in Buscoducis in vico Vuchtensi iuxta domum et aream Willelmi filii quondam Willelmi vanden Hoernic ex uno et inter domum et aream quondam Arnoldi vanden Hoernic, postea ad quondam Henricum Lanteermeker spectantem, ex alio; item medietatem cuiusdam orti siti ibidem ultra aquam inter hereditatem Gerardi Vos ex uno et inter quoddam fossatum ibidem ex alio, scilicet illam medietatem dicti orti que sita est contigue iuxta predictam hereditatem dicti Gerardi, simul cum quodam granario in eadem medietate consistente cum attinentiis universis domus, aree et me-
Hendrik Gruyter, zoon van wijlen Hendrik, had dit complex op 13 april 1440 aan Rutger van Kessel overgedragen1 en diens weduwe op 24 januari 1457 aan Goiart Jansz. Pijnenburg.2 Waarschijnlijk ging het bij Hendrik Gruyter senior om Hendrik Lantaarnmaker, die het goed op 1 februari 1406 had verkregen van Willem zoon van wijlen Aart van den Hoernic.3

Op dezelfde datum 15 december 1470 droeg Gosen Heer, zoon van wijlen Goiart Heer, een aangrenzend stukje erf aan het klooster over. Dit stukje werd gesitueerd
 medietatis orti predictorum, atque reliquam medietatem que ad dictum quondam Arnoldum spectabat orti predicti, scilicet illam medietatem que sita est contigue iuxta hereditatem Luytgardis dicte vanden Hoernic, hereditatem Henrici Potter, hereditatem Iohannis Loyer, hereditatem Iohannis de Coelen et hereditatem Gibonis de Hijntham, simul cum ponte ad premissa spectante, qui pons et via tendit a domo et area primodicta usque ad hereditatem dicti quondam Gerardi Vos, et que via sita est inter hereditatem quondam Iacobi de Vessem ex uno et inter hereditatem predicte Luytgardis et eius liberorum, ex alio, hereditarie supportasset Godefrido Poynenborch, filio Iohannis Poynenborch, prout in litteris, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus Godefridus Poynenborch supradictum ortum simul cum granario ibidem consistente et cum via predicta, qui ortus cum granario pretacto nunc ibidem situs est inter hereditatem Aleydis relicte quondam Nicolai Post et eius liberorum, Mechtildis relicte quondam Willelmi de Gewanden, Goeswini vanden Hezeacker, Giselberti de Coelen et Giselberti Toelinc ex uno et inter hereditatem conventus fratrum cruciferorum in Buscoducis ex alio, tendens ab hereditate Iohannis de Erpe, filii Arnoldi, ad hereditatem Goeswini Heer, et que via predicta nunc ibidem sita est inter hereditatem dicte Aleydis et eius liberorum ex uno et inter hereditatem dicti Goeswini Heer ex alio, et tendit a dicto orto antrorsum usque ad pontem predictum, ut dicebat, hereditarie supportavit michi ad opus dicti conventus fratrum cruciferorum, cum litteris, aliis, iure occasionis, promittens super omnia et habenda ratum servare, obligationem et impetitionem ex parte sui deponere. Promisit insuper dictus Godefridus sub obligatione premissa quod ipse quoscumque census, redditus et pactiones? ac onere ex premissis integris hereditatibus e iure solvendis sic et taliter dabit et solvet ac dare et solvere tenebitur quod dicto conventui ad et supra se et bona sua dampna exinde non eveniant in futurum cum conditione consueta. Testes Monix et Witmeri. Datum xv decembris.
 
Godefridus habet antiquam litteram et fratres habent vidimus.
1.R. 1210, f. 61. Klaas Coel Screynmeker deed op 9 juli van hetzelfde jaar afstand van zijn recht op het goed.
2.R. 1227, f. 354v.
3.R. 1184, f. 266-266v.: Willelmus filius quondam Arnoldi vanden Hoernic, filius quondam Willelmi vanden Hoernic, domum et aream sitam in Buscoducis in vico Vuchtensi iuxta domum et aream Willelmi filii quondam Willelmi vanden Hoernic predicti ex uno et inter domum et aream dicti quondam Arnoldi, nunc ad Henricum Lanternemaker spectantem, ex alio, tendentem a dicto vico Vuchtensi retrorsum ad communem aquam ibidem currentem; item medietatem cuiusdam orti siti ibidem ultra aquam inter hereditatem Gerardi Vosse ex uno et inter quoddam fossatum ibidem ex alio, scilicet illam medietatem dicti orti que sita est contigue iuxta predictam hereditatem dicti Gerardi Vosse, simul cum quodam granario dicto spyker in eadem medietate consistente, cum attinentiis universis dictarum domus, aree et medietatis orti predicti, que domus, area et medietas orti Henrico filio dicti quondam Willelmi vanden Hoernic cessit in partem, prout in litteris, et que domus et area primodicta, medietas orti cum granario dicto quondam Arnoldo vanden Hoernic et Willelmo suo fratri de morte dicti quondam Henrici successione fuerant advoluta!, et de quibus domo, area ac medietate orti dictus quondam Willelmus filius primodicti quondam Willelmi vanden Hoernic partem et ius sibi in eisdem competentes hereditarie supportaverat Arnoldo suo fratri predicto, prout in litteris, atque reliquam medietatem que ad dictum quondam Arnoldum spectabat orti predicti, scilicet illam medietatem que sita est contigue iuxta hereditatemn Luytgardis vanden Hoernic, hereditatem Henrici Potter, hereditatem Iohannis Loyer, hereditatem Iohannis de Coelen et hereditatem Ghibonis de Hijntham, simul cum ponte et via ad premissa spectante, que pons et via tendunt ad domo et area primodicta usque ad hereditatem dicti quondam Gerardi Vosse, et que via sita est inter hereditatem quondam Iacobi de Vessem ex uno et inter hereditatem dicte Luytgardis et eius liberorum ex alio, ut dicebat, hereditarie vendidit Henrico Lanternemaker --- excepto hereditario censu trium librarum antique pecunie ex premissis et ex dicta domo et area dicti quondam Arnoldi, quam dictus Henricus Lanternemaker erga ipsum Arnoldum dudum acquisierat solvendo ---. Datum in profesto Purificationis.
tussen overige erf en graanschuur of achterhuis van Gosen naar de Vughterstraat toe aan de ene zijde en tussen erf van het convent naar de stadsmuur toe aan de andere zijde, strekkend van erf van wijlen Goiart Jansz. Poynenborch, nu van de broeders, tot erf van Engbrecht van den Hezeacker en erf van het klooster, te meten langs het erf van wijlen Goiart, nu het klooster, vanaf een heinmuur van het klooster ongeveer 36 voet (10,33 m) naar voren tot aan een gelyntpost en van het midden van die post recht naar de achterhoek van genoemde graanschuur of achterhuis.1

Op 22 december 1460 had Jan Hacken, zoon van wijlen Wouter Hacken, als weduwnaar van Liesbet krachtens haar testament behalve een huis en erf in de Vughterstraat onder meer een tuin en steenen spiker daarin bij de Vughterstraat achter erf van Melis zoon van wijlen Aart van der Schueren, welke tuin en spiker gelegen waren over het openbare water tusen erf van Wouter Hacken en erf van Gerit van Vught Jansz., strekkend van het water tot erf van Jan Vos, overgedragen aan Gosen Heer, zoon van wijlen Goiart Heer. Wouter Hacken had deze tuin en spiker verkregen van Melis Aartsz. van der Schueren.2
Voor de aankoop van het huis en erf op 15 december 1470 werden 100 gouden
1.R. 1240, f. 192v.: Goeswinus Heer, filius quondam Godefridi Heer, quandam particulam hereditatis, sumptam de posteriori et extrema parte hereditatis seu orti dicti Goeswini, siti in Buscoducis iuxta vicum Vuchtensem ultra aquam ibidem fluentem, die Dyeze vocatam, que particula hereditatis sita est ibidem inter reliquam hereditatem, necnon granarium seu domum posteriorem dicti Goedwini Heer versus dictum vicum Vuchtensem ex uno et inter hereditatem dicti conventus versus murum opidi de Buscoducis ex alio, tendentem ab hereditate olim Godefridi Poynenborch, filii Iohannis, nunc conventus fratrum cruciferorum in Buscoducis, ad hereditatem Engberti vanden Hezeacker necnon hereditatem conventus predicti, videlicet mensurando contigue iuxta hereditatem olim Godefridi Poynenborch, nunc dicti conventus, a quodam muro lapideo dicto een heym muer eiusdem conventus antrorsum ad distantiam trigintasex pedatarum, modicum plus aut modicum minus, scilicet ad quandam postam dictam enen gelyntpost ibidem terre infixam et sic a medio eiusdem poste ulterius linealiter mensurando usque ad conum posteriorem granarii seu domus posterioris predicte, prout dicta particula hereditatis sic ut premittitur ibidem sita est, ut dicebat, hereditarie vendidit michi ad opus dicti conventus.
2.R. 1231, f. 175: Iohannes Hacken, filius quondam Wolteri Hacken, tamquam relictus quondam Elisabeth sue uxoris dum vixerat, potens ad hoc ut dicebat vigore testamenti ac ultime voluntatis dicte quondam Elisabeth domum et aream sitam in Buscoducis in vico Vuchtensi ac totam aream ad Paulum de Vessem, filium quondam Iacobi filium quondam Henrici de Vessem, olim spectantem tam ultra quam infra aquas sitam, cum omnibus attinentiis eiusdem domus et totius aree predicte, et que domus et area postea sita est inter hereditatem olim Willelmi vanden Hoernic ex uno et inter hereditatem olim Willelmi Sluysman et hereditatem olim Henrici Lanternmeker ex alio, tendentes retrorsum ad hereditatem quondam Iohannis Vos; insuper tres libras et quindecim solidos annui et hereditarii census, solvendi hereditarie ex premissis, quas domum, aream ac totam aream, tres libras et quindecim solidos Wolterus Hacke erga dictum Paulum de Vessem acquisierat; insuper quendam ortum ac domum lapideam steenen spiker nuncupatam in eo existente, sitos in Buscoducis apud vicum Vuchtensem retro hereditatem Amelii filii quondam Arnoldi vander Schueren in dicto vico sitam, qui ortus et domus lapidea siti sunt ibidem ultra communem aquam inter hereditatem Wolteri Hacke ex uno et inter hereditatem Gerardi de Vucht Jans soen ex alio, tendentes a communi aqua ad hereditatem quondam Iohannis Vos; item plenum ius quod ad dictum Amelium spectabat eundi seu ambulandi per hereditatem dicti Wolteri Hacken ac per pontem ligneum ibidem ad ortum predictum, atque totum ius ac partem que ad dictam hereditatem dicti Amelii atque ad dictum Amelium spectare consueverant in via et ponte predictis, salvo tamen dicto Amelio pleno suo iure eundi ab hereditate sua iuxta dictum vicum Vuchtensem sita ad communem aquam ibidem, quos ortum et domum lapideam Wolterus Hacken erga dictum Amelium filium quondam Arnoldi vander Schueren acquisierat, prout hec omnia in diversis litteris continetur, hereditarie supportavit Goeswino Heer, filio quondam Godefridi Heer.
peters beloofd van 18½ stuiver per stuk, voor het toen ook verworven stukje erf werd kennelijk geen betalingsbelofte gedaan. Al met al komen we alles bij elkaar opgeteld op een hogere som uit dan het in de kroniek van Mool genoemde bedrag van 1614 Rijnsgulden. Mogelijk ging het hierbij alleen om de allereerste aankopen.

Bezitters:

Willem Aartsz. van den Hoernic 1406.02.01 >
Hendrik Hendriksz. (lantaarnmaker?) Gruyter 1440.04.13 >
Rutger van Kessel, zoon van Jan Cortrock
zijn weduwe Korstien 1457.01.24 >
Goiart Jansz. Pijnenburg 1470.12.05 >
de kruisbroeders

Op 24 juli 1471 kocht het convent ook nog een spiker en een daarbij gelegen tuin van Jan van Erp, zoon van Aart. Deze schuur was gelegen tussen erf van Jan Noppen en erf van Herman Back. Bij de tuin hoorde een weg en een houten brug. De weg strekte van de schuur langs de tuin naar voren door het water aldaar tot aan de Vughterstraat. De broeders beloofden aan Jan van Erp 28 gouden peters en twaalf pond op Sint-Jan de Doper naastkomend, 28 peters en acht pond op Sint-Jan een jaar later en 28 peters en vier pond op Sint-Jan na twee jaar. Er ging een cijns van één oud pond uit het goed.1

Op 19 augustus 1472 verkocht het klooster weer een deel van de aankopen, en wel twee huizen aan Steven Dirk Jacobsz. Het is niet duidelijk of het hierbij om een deel van de voorgenoemde aankopen gaat. Het ging om twee huizen en erven in de Vospoort tussen erf van Liesbet weduwe van Peter Keteleer en een daar aangelegde weg van de Vughterstraat naar het convent toe. De huizen strekten zich uit van erf van Jan van den Vest alias Indenpott tot de Dieze. Ook het recht van gebruik van die weg met andere buren en lege erven behoorden tot de verkoop. Wellicht ging het bij deze weg om het deel van het Kruisbroedersstraatje naar de Sint-Jorisstraat toe. Er gingen twee aude zwart grondcijns uit het goed. Steven beloofde op verschillende termijnen in totaal 400 Rijnsgulden en 66 pond te betalen.2
1.R. 1240, f. 291v.: Iohannes de Erpe, filius Arnoldi, promptuarium Theutonice spiker vocatum, situm ultra aquam retro domum et aream Iohannis Donc, sitam in Buscoducis in vico Vuchtensi ultra ponten Molendini inter hereditatem Iohannis Noppen et hereditatem Hermanni Back, quod promptuarium spiker vocatum dictus Iohannes de Erpe erga Tyelmannum filium quondam Arnoldi Tyelmans soen acquisierat, prout in litteris; insuper ortum quemdam iuxta dictum promptuarium ibidem situm una cum via et ponte ligneo ibidem situatis, que via tendit a dicto promptuario contigue iuxta dictum ortum antrorsum per aquam ibidem fluentem usque ad vicum Vuchtensem predictum --- hereditarie supportavit michi ad opus conventus fratrum cruciferorum, siti in Buscoducis iuxta vicum Vuchtensem predictum.
2.R. 1241, f. 274: Fratres Iohannes de Clivis, prior, Aelbertus de Hammone, supprior, et Iohannes de Gravia, procurator conventus cruciferorum siti in Buscoducis iuxta vicum Vuchtensem, nomine et ex parte dicti conventus et quorumlibet conventualium eiusdem conventus presentium et futurorum, duas domos et areas sitas in Buscoducis iuxta vicum predictum infra portam dictam Vospoert inter hereditatem Elisabeth relicta quondam Petri Keteler ex uno et inter quandam viam ibidem ordinatam, que tendit a dicto vico versus conventum predictum ex alio, tendentes ab hereditate Iohannis vanden Vest alios Indenpott ad communem aquam die Dyese vocatam ibidem fluentem, simul cum iure utendi dicta via similiter aliis hominibus ius viandi ibidem habentibus et cum et! vacuis! hereditatibus ad premissa spectantibus, ut dicebant, hereditarie vendiderunt Stephano filio quondam Theoderici Jacops
Mogelijk heeft hij er een huis naastgebouwd, want op 13 maart 1476 verkocht hij aan Jan Rutgers van Kessel een cijns van twintig pond uit drie naast elkaar gelegen huizen daar, die op dezelfde wijze gesitueerd werden.1 Op 31 augustus 1476 verkocht hij de genoemde twee huizen aan Jan van Kessel, ‘met de bebouwing door Steven daar rechts (?) aangebouwd’.2 Waarschijnlijk betreft dit laatste het derde huis.

Tweede en vierde portie (waaronder De Ploeg; Vughterstraat 82)?

Het is vooralsnog niet duidelijk aan wie deze porties ten deel zijn gevallen en wat deze porties hebben omvat. Wel kunnen we het volgende vaststellen over het deel van Anna dochter van Gerit Vos.
Op 5 januari 1414 transporteerde Aart Jansz. van Cromvoirt, man van Anna dochter van wijlen Gerit Vos, het huis, erf en tuin van Gerit en een tuin over het water aan Lambrecht Drinchellinc, zoon van wijlen Peter sempel Jans. Het huis werd gesitueerd in de Vughterstraat tussen erf van Jan Vos en erf van Aart Crauwel, toen van Katelijn weduwe van Jan Vucht de gewantsnijder en haar kinderen, strekkend van de straat tot het water. De tuin was gelegen over het water tussen erf van genoemde Jan Vos en erf van voornoemde Aart, toen eveneens van Katelijn, strekkend van het water tot erf van Jan Vos. Uit dit goed ging behalve de hertogcijns een cijns van 20 schellingen en een cijns van negen pond die de koper dezelfde dag beloofde.3
 soen.
1.R. 1245, f. 354v.: Stephanus filius quondam Theoderici Jacops soen hereditarie vendidit Iohanni de Kessel, filio quondam Rutgeri, hereditarium censum viginti librarum monete, solvendum hereditarie nativitatis Domini de et ex tribus domibus sibi immediate coadiacentibus dicti Stephani, sitis in Buscoducis in vico Vuchtensi iuxta conventum fratrum cruciferorum infra portam dictam Vospoert inter hereditatem Elizabeth relicte quondam Petri Keteler ex uno et inter quandam viam ibidem ordinatam, que tendit a dicto vico usque conventum predictum, ex alio, tendentibus ab hereditate Iohannis vander Vest alias In den Pott ad communem aquam die Diese vocatam.
2.R. 1245, f. 145: Stephanus filius quondam Theoderici Jacops soen duas domos et areas sitas in Buscoducis iuxta vicum Vuchtensem infra portam dictam Vosspoert inter hereditatem Elizabeth relicte quondam Petri Ketheler ex uno et inter quandam viam ibidem ordinatam, que tendit a dicto vico usque conventum cruciferorum ibidem situm ex alio, quas duas domos et areas predictas dictus Stephanus erga fratres Iohannes de Clivis, priorem, Aelbertum de Hammone, supprior, et Iohannem de Gravia, procuratorem conventus predicti, emendo acquisierat, prout in litteris, simul cum edificiis per dictum Stephanum inibi dexter? constructis et ordinatis, ut dicebat, hereditarie supportavit Iohanni de Kessel, filio quondam Rutgeri.
3.R. 1188, f. 320v.: Arnoldus Jans soen de Cromvoert, maritus et tutor Anne sue uxoris, filie quondam Gerardi Vos, domum et aream ac ortum cum suis attinentiis dicti quondam Gerardi, sitos in Buscoducis ad vicum Vuchtensem inter hereditatem Iohannis Vos ex uno et inter hereditatem quondam Arnoldi Crauwel, nunc ad Katherinam relictam quondam Iohannis Vucht des gewantsnyders et eius liberorum ex alio, tendentes a dicto vico ad communem aquam; insuper quendam ortum situm ibidem ultra aquam predictam inter hereditatem dicti Iohannis Vos ex uno et inter hereditatem quondam Arnoldi predicti, nunc dicte Katherine et eius liberorum ex alio, tendentem a dicta aqua ad hereditatem Iohannis Vos predicti, ut dicebat, hereditarie vendidit Lamberto Drinchellinc, filio quondam Petri sempel Jans --- exceptis censu domini nostri ducis ac hereditario censu xx solidorum monete necnon excepto et predicto Arnoldo salvo suo censu hereditario quem dictus emptor eidem Arnoldo exinde solverea promiserat ---. Datum supra (= quinta die ianuarii).
 ---.
 Dictus emptor promisit se soluturum dicto venditori hereditarium censum ix librarum monete --- de et
Hiervóór is al melding gemaakt van de overeenkomst die Hendrik Hendrik Oedenz. in 1426 wilde sluiten met Aart zoon van wijlen Aart Jansz. en Sofie Vos (alias van de Kloot).1 Hierbij werd vastgesteld dat de bebouwing van een poort op het erf van wijlen Jan Vos bij de Vughterstraat, door hen gebouwd of te bouwen op de muur van een stenen huis van wijlen Lambrecht Drinchellinc de zeelmaker in de Vughterstraat gebouwd waren mit wil ende ghehenghnisse van de kinderen van Lambrecht. Zij wilden de kinderen van Lambrecht beloven dit van waarde te houden en de bebouwing op verzoek van die kinderen of hun erfgenamen zonder schade van de muur te verwijderen. Wanneer zij die bebouwing verwijderden, zouden Hendrik en Aart zonen van wijlen Aart Jansz. en Sofie (van de Kloot) in hun erfelijk recht staan (?).
In een akte betreffende een cijns van 9 pond uit dit goed van 4 juli 1440 werd het omschreven als huis, erf en tuin van wijlen Gerit Vos in de Vughterstraat tussen erf van Jan Vos en erf van wijlen Aart Crauwel, later van Katelijn weduwe van wijlen Jan van Vught de gewantsnijder en haar kinderen, en een tuin over het water aldaar. Lambrecht Drinchellinc had die cijns beloofd.2 In 1471 was de helft van deze cijns in het bezit van Goiart Klaasz. van Deil, zoon van Klaas en van Margriet dochter van wijlen Goiart Willemsz. Vos.3
Op 19 mei 1431 transporteerde Frank Bollens, man van Peterke dochter van wijlen Lambrecht Drinchellinc, zoon van wijlen Peter sempel Jans, aan Wichman van den Berge de helft
  • in het huis, erf en tuin van wijlen Gerit Vos in de Vughterstraat tussen erf van Jan Vos en erf van Aart Crauwel, nu van Katelijn weduwe van Jan Vught de gewandsnijder en haar kinderen, strekkend van de straat tot het water;
  • in een tuin met zijn bebouwing over het water tussen erf van Jan Vos en erf van voornoemde Aart, nu van Katelijn en haar kinderen, strekkend van het water tot erf van Jan Vos.
Dit – deze helft? – was aan Lambrecht verkocht door Aart Jansz. van Cromvoirt als man van Anna dochter van wijlen Gerit Vos. Wichman beloofde aan Frank Bollens een cijns van zes pond uit het geheel. Hij bezat dus al de andere helft.
Vervolgens droeg Sofie weduwe van Wichman van den Berge het complex over aan Willem Aart Woutersz. Op 22 december 1460 transporteerde Jacob zoon van wijlen Jacob Lambrechtsz. van Delft, man van Luitgard weduwe van Willem Aart Woutersz. het aan Engbrecht van den Hezeacker, zoon van Wouter van den He-
 ex premissis. Testes, datum supra.
 a Er staat solvend.
1.Zie hierboven.
2.R. 1210, f. 38: Arnoldus filius quondam Arnoldi Jans soen de Cromvoert atque Iacobus Noeden, filius quondam Henrici, maritus et tutor legitimus ut dicebat Elisabeth sue uxoris, filie quondam Arnoldi Jans soen predicti, super hereditaria pactione unius modii siliginis mensure de Buscoducis, solvenda hereditarie Purificationis et in Buscoducis tradenda uit goederen in Boxtel; item super hereditario censu novem librarum monete, quem censum Lambertus Drinchellinc promiserat se daturum Arnoldo Jans soen de Cromvoert hereditarie mediatim nativitatis Iohannis et mediatim nativitatis Domini ex domo, area et orto cum suis attinentiis quondam Gerardi Vos, sitis in Buscoducis ad vicum Vuchtensem inter hereditatem Iohannis Vos ex uno et inter hereditatem quondam Arnoldi Crauwel, postea ad Katherinam relictam quondam Iohannis de Vucht des gewantsnyders et ad eius liberos spectantem ex alio, atque ex quodam orto cum suis attinentiis, sito ibidem ultra communem aquam ibidem, et quem censum novem librarum Willelmus Vos, filius quondam Willelmi Vos, erga Arnoldum filium quondam Arnoldi Jans soen van Cromvoert acquisierat, prout in litteris, atque super iure ad opus Bartholomei Vos, filii quondam Willelmi Vos, hereditarie renuntiavit.
3.R. 1240, f. 273 (25 mei 1471).
zeacker. Behalve het huis, erf en tuin en tuin over het water maakten deel uit van de overdracht:
  • een cijns van zes pond die Wichman aan Frank Bollens had beloofd;
  • een pacht van een mud rogge uit een huis en erf in de Vughterstraat tussen erf van Gerit van den Broek en erf van wijlen Jan Vos en uit een erf en tuin aldaar tussen erf van wijlen Jan Vos en erf van Gerit van den Broek.
Willem Aart Wouters had die pacht en cijns van Frank Bollens verkregen;
  • een pond payment uit huis, erf en tuin in de Vughterstraat tussen erf van Jan Vos en erf van Jan van Vught, dat Willem Aartsz. van de minderbroeders had verkregen;
  • het recht om een stenen brug te plaatsen over het water, welk recht Willem Aart Wouters van de stad had verkregen.
Verder werden vermeld de lasten die vermeld waren in een uitspraak tussen Willem aan de ene kant en Engbrecht en Gosen van den Hezeacker aan de andere kant.1
Op 27 maart 1471 beloofde Engbrecht Woutersz. van den Hezeacker aan Lambrecht Lambrecht Korstiaansz. van Doerne een lijfpensie van 7 Rijnsgulden uit huis, erf en tuin De Ploeg met zijn toebehoren. Het goed werd gesitueerd tussen erf van de kruisbroeders aan de ene zijde en het ene eind en erf van Engbrecht aan de andere zijde en de (Vughter)straat aan het andere eind.2
Waarschijnlijk is het complex hierna weer teruggekomen aan Luitgard en haar man. Op 1 juli 1471 transporteerde Jacob het vruchtgebruik van zijn vrouw Luitgard
1.R. 1231, f. 172: Iacobus filius quondam Iacobi Lambrechs soen de Delft, maritus legitimus ut dicebat Luytgardis sue uxoris, relicte quondam Willelmi filii Arnoldi Wouters soen, et ipsa cum eodem tamquam cum suo tutore, domum, aream et ortum cum suis attinentiis, sitos in Buscoducis ad vicum Vuchtensem inter hereditatem Iohannis Vos ex uno et inter hereditatem quondam Arnoldi Crauwel, postea Katherine relicte quondam Iohannis Vucht des gewantsnyders et eius liberorum ex alio, insuper quendam ortum cum suis attinentiis, situm ibidem ultra aquam inter hereditatem dicti Iohannis Vos ex uno et inter (hereditatem)a quondam Arnoldi predicti, postea dicte Katherine et eius liberorum ex alio, quos domum, aream, ortum cum suis attinentiis et ortum cum suis attinentiis predictos Willelmus filius Arnoldi Wouters soen erga Sophiam relictam quondam Wijtmanni vanden Berghe, filiam quondam Lamberti Drinchellinc, filii quondam Petri sempel Jans, acquisierat, insuper hereditarium censum sex librarum monete, quem censum Wijtmannus vanden Berghe promiserat se daturum et soluturum Franconi Bollens hereditarie mediatim Bartholomei apostoli et mediatim in festo beati Petri apostoli ad cathedram ex premissis, item hereditariam pactionem unius modii siliginis mensure de Buscoducis, solvendam hereditarie mediatim Petri apostoli ad cathedram et mediatim in festo beati Bartholomei apostoli de et ex domo et area sita in Buscoducis ad vicum Vuchtensem inter hereditatem Gerardi vanden Broec ex uno et inter hereditatem quondam Iohannis Vos ex alio, item de et ex domo et orto sitis ibidem inter hereditatem dicti quondam Iohannis Vos ex uno et inter hereditatem dicti Gerardi vanden Broeck ex alio, quos censum sex librarum et pactionem unius modii siliginis predictus Willelmus filius quondam Arnoldi Wouters soen erga Franconem Bollens acquisierat, prout hec omnia in diversis litteris continetur, item unam libram pagamenti hereditarie solvendam ex domo, area et orto sitis in vico Vuchtensi inter hereditatem Iohannis Vos ex uno et inter hereditatem Iohannis van Vucht ex alio, quam libram Willelmus Aerts soen erga conventum fratrum minorum in Buscoducis acquisierat, ut dicebat in litteris de sigillo dicti conventus sigillatis plenius contineri, insuper ius situandi pontem lapideum supra aquam predictam, quod ius Willelmus filius Arnoldi Wouters soen erga opidum de Buscoducis acquisierat, prout in litteris de magno sigillo continetur, hereditarie supportavit Engberto vanden Hezeacker, filio Wolteri vanden Hezeacker --- exeptis oneribus contentis in quodam dictamine dudum inter dictum quondam Willelmum ex uno et Engberti vanden Hezeacker et Goeswinum vanden Hezeacker ex alio lateribus pronuntiato.
2.R. 1240, f. 245v. de et ex domo, area et orto cum suis iuribus et attinentiis dictis Die Ploech, sitis in Buscoducis in vico Vuchtensi inter hereditatem conventus cruciferorum ex uno et fine uno et hereditatem reliquam dicti Engberti ex alio, tendentibus cum reliquo fine ad communem viam predictam.
in dit complex aan Joost en Willemke kinderen van Luitgard en wijlen Willem Aart Wouters.
Dezen hebben het complex vervolgens op weer in erfelijke cijns gegeven aan Engbrecht van den Hezeacker, die het op 30 september 1478 op zijn beurt in erfelijke cijns gaf aan zijn zoon Lambrecht. Engbrecht behield zich hierbij het recht voor op een weg die langs en door de genoemde tuin strekte tot een doorgang van het klooster van de kruisbroeders aan het eind van de tuin. Tevens behield het klooster zich die doorgang voor. De cijns bedroeg 24 pond per jaar. Lambrecht beloofde dat de tussenmuur tussen dit huis en het naastgelegen huis, dat hij op dezelfde dag verwierf, met de daarop liggende goot, welke muur strekte van de Vughterstraat tot aan het water, voortaan half van ieder van hen zou zijn en door hen beiden in goede staat zou worden gehouden. Bij bouwen en breken in die muur zou de ander schadeloos gesteld worden.1
1.R. 1247, f. 385v.: Engbertus vanden Hezeacker, filius quondam Wolteri, domum, aream et ortum cum suis attinentiis, sitis in Buscoducis ad vicum Vuchtensem inter hereditatem Iohannis Vos ex uno et inter hereditatem quondam Arnoldi dicti Crauwel, postea Katherine relicte quondam Iohannis Vucht des gewantsnijders et eius liberorum ex alio, item quendam ortum cum suis attinentiis, sitis ibidem ultra aquam inter hereditatem dicti Iohannis Vos ex uno et inter hereditatem quondam Arnoldi predicti, postea Katherine et eius liberorum ex alio, item hereditarium censum sex librarum monete, quem censum Wijtmannus vanden Berge promiserat se daturum et soluturum Franconi Bollens anno quolibet hereditarie mediatim Bartholomei apostoli et mediatim Petri apostoli ad cathedram ex premissis, item hereditariam pactionem unius modii siliginis mensure de Buscoducis, solvendam anno quolibet hereditarie mediatim Petri apostoli ad cathedram et mediatim Bartholomei apostoli de et ex domo et area sita in Buscoducis ad vicum Vuchtensem inter hereditatem Gerardi vanden Broeck ex uno et inter hereditatem quondam Iohannis Vos ex alio, item de et ex domo et orto, sitis ibidem, insuper ius situandi pontem lapideum supra aquam ibidem, datos ad hereditarium censum dicto Engberto vanden Hezeacker a Iudoco et Willelmo liberis quondam Willelmi, filii Arnoldi Wouters soen, prout in litteris, simul cum iuribus et attinentiis premissis, quemadmodum premissa ibidem sita sunt, salvis dicto Engberto et sibi reservatis sua via, que tendit iuxta dictum ortum et partim per ortum predictum usque ad quemdam transitum conventus cruciferorum ad finen dicti orti situm, eundo et redeundo hinc et illinc, necnon eidem conventu iamdicto suo transitu salvo et reservato quemadmodum dicti via eiusdem Engberti et transitus conventus predicti ibidem siti sunt, ut dicebat, dedit ad hereditarium censum Lamberto suo filio, ab eodem iure hereditario habendos et possidendos pro antiquis oneribus annuatim exinde e iure solvendis, ut dicebat, dandis et solvendis ab alio anno quolibet hereditarie terminis solutionis et locis ad hoc debitis et consuetis, atque pro hereditario censu viginitiquatuor librarum monete, dando et solvendo sibi ab alio anno quolibet hereditarie nativitatis Domini, et pro primo solutionis termino a nativitatis Domini proxime futuro ultra annum ex premissis, promittens super omnia et habenda ratum servare, omnes alias obligationem et impetitionem ex parte sui deponere, exceptis oneribus in dictis litteris contentis. Quo facto alter repromisit ex premissis, tali eciam in premissis condicione annexa quod murus ille interstitialis cum suo fundo, qui situs est ibidem inter primodictam domum et aream ex uno et inter domum et aream dicti Lamberti ibidem contigue adiacentem, quam dictus Engbertus erga dictum Lambertum eius filium hodierna die acquisierat ex alio, simul cum quodam guttario desuper ibidem consistente, et qui murus tendit a communi vico Vuchtensi retro usque ad communem aquam ibidem fluentem erunt mediatim Engberti et mediatim Lamberti predictorum et quod ipsi pater et filius dictor murum et guttarium exnunc deinceps perpetue futuris temporibus eorum communibus expensis tenebunt et conservabunt in bona et laudabili dispositione. Item conditionatum est in premissis quid quivis dictorum patris et filii in dicto muro edificare necnon sua edificia eidem muro per anchoras ac alias iuxta eorum commodum et oportunitatem iniungere et firmare poterunt, hoc salvo si enim idem sic edificans in dicto muro aliquid fregerit, quod hoc idem edificans absque dampnis et expensis alterius non edificantis laudatur? et for...?, quemadmodum dicte partes hoc palam recognoverunt et dictus Engbertus sub obligatione premissa et dictus Lambertus super omnia et habenda sibi mutuo promiserunt. omnibus dolo et fraude seclusis. Testes Beeck et Sanders. Datum ultima septembris.
In een tweede akte droeg Engbrecht aan zijn zoon Lambrecht de brouwe ketel en brouwgereedschappen over in de huizen geheten die Ploech. Het gaat hierbij om het bovengenoemde huis (thans Vughterstraat 82).1
In een derde akte transporteerde Lambrecht als man van Liesbet dochter van wijlen Rutger van Ophoven aan zijn vader huis, erf en tuin en achterhuis gelegen naast De Ploeg, dus Vughterstraat 84. Engbrecht had dit huis als huwelijksgave aan zijn zoon geschonken.2

Bezitters tweede en vierde portie:

Jan Vos
Gerit Vos
zijn dochter Sofie (van de Kloot) ½
Anna dr. van wijlen Gerit Vos, geh. met Aart Jansz. van Cromvoirt, ½ 1414.01.05 >
Lambrecht Drinchellinc zeelmaker, vererving aan
zijn dochter Sofie, geh. met Wichman van den Berge ½
zijn dochter Peterke, geh. met Frank Bollens ½ 1431.05.19 >
Wichman van den Berge
zijn weduwe Sofie >
Willem Aart Woutersz.
zijn weduwe Luitgard, hertr. Jacob Jacob Lambrechtsz. van Delft, 1460.12.22 >
Engbrecht Woutersz. van den Hezeacker
??
Luitgard, wed. Willem Aart Woutersz., vrouw van Jacob Jacob Lambrechtsz. van Delft, 1471.07.01 vruchtgebruik >
Joost en Willem kinderen van Luitgard en Willem Aart Woutersz. goed >
Engbrecht Woutersz. van den Hezeacker 1478.09.30 >
zijn zoon Lambrecht van den Hezeacker

1.R. 1247, f. 386: Dictus Engbertus instrumentum dictum brouwe ketel cum quibuscumque aliis instrumentis et requisitis ad exercendum braxandi pertinens eiusdem Engberti in domibus dicti Engberti dicte die Ploech, sitis in Buscoducis ad vicum Vuchtensem contigue iuxta quandam portam dictam Vospoert consistentibus et reperiendis, ut dicebat, hereditarie supportavit Lamberto suo filio ---. Testes, datum supra.
2.R. 1247, f. 386: Dictus Lambertus tamquam maritus et tutor legitimus Elisabeth sue uxoris, filie quondam Rutgeri de Ophoven, domum, aream et ortum ac domum posteriorem, sitos in Buscoducis ad vicum Vuchtensem inter domum et aream dictam die Ploech eiusdem Lamberti, quam ipse erga dictum Engbertum eius patrem hodierna die ad censum acquisierat, quodam muro lapideo interiacente, ex uno et inter domum et aream Giselberti vanden Polle, muro quodam lapideo interiacente, ex alio, tendentes a communi vico retrorsum usque ad communem aquam ibidem fluentem die Dyese vocatam, simul cum medietatibus murorum interstitialium predictorum et guttariorum desuper consistentium, ut dicebat, insuper hereditariam pactionem unius modii siliginis mensure de Buscoducis, solvendam anno quolibet hereditarie Purificationis et in Buscoducis tradendam uit goederen in Haaren en Helvoirt et quos domum, aream, ortum, domum posteriorem et pactionem predictos dictus Engbertus prefato Lamberto suo filio cum dicta Elisabeth eius uxore nomine dotis et in subsidium eorum matrimonium dederat et assignaverat --- hereditarie supportavit dicto Engberto suo patri --- conditionibus tamen et ordinationibus inter dictum Engbertum ex una et dictum Lambertum eius filium partibus ex altera de primodicto muro lapideo interstitiali ac guttario desuper consistente hodierna die factis et initis in suis vi et robore illeque permansuris iuxta continentiam litterarum confectarum, ut dicebat. Testes, datum supra.

Martin W.J. De Bruijn, Utrecht januari 2012